Misvattingen

Operatie Black Tulip bezien vanuit een andere invalshoek

Huidige misvattingen en ongefundeerde uitspraken over Operatie Black Tulip zijn in ieder geval de volgende:

  • Er zouden naar schatting slechts zo’n 25.000 Duitsers in Nederland woonachtig zijn geweest ten tijde van de bevrijding.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek beschikt naar eigen zeggen niet over gegevens ten aanzien van het aantal Duitsers in Nederland in 1914, 1940, 1945 en 1951. Evenmin kan het CBS aangeven hoeveel Duitse Joden er in deze jaren in Nederland woonden. Dit maakt de schatting van 25.000 Duitsers volstrekt onbetrouwbaar. Duitse Joden werden na de Tweede Wereldoorlog primair als Duitser gezien. Er zijn zeer uiteenlopende schattingen over het aantal Duitsers in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw. Duitsers vormden in die periode in ieder geval de grootste etnische minderheid in Nederland. Bij aanvang en na afloop van de Tweede Wereldoorlog was hun nationaliteit wel geregistreerd door de Nederlandse overheid, maar hun aantal zou desondanks slechts geschat kunnen worden.

  • Er zouden slechts 3.691 Duitsers gedeporteerd zijn tijdens Operatie Black Tulip.

Onderbouwing voor dit onwaarschijnlijk lage aantal gedeporteerden ontbreekt. Deportatielijsten worden bij navraag door belanghebbenden niet aan hen ter inzage gegeven en volgens de overheid zijn de deportatielijsten grotendeels vernietigd. Hierdoor is het getal van 3.691 in het geheel niet te verifiëren en dientengevolge volstrekt onbetrouwbaar. Gezien het ontbreken van gegevens over het totale aantal Duitsers en het ontbreken van de deportatielijsten kan er onmogelijk een uitspraak worden gedaan over het percentage gedeporteerde Duitsers.

  • Operatie Black Tulip zou pas op 11 september 1946 (officieel) van start zijn gegaan.

Dit is onjuist. Onderzoek heeft uitgewezen dat lang voor 11 september 1946 er al grote aantallen Duitsers gedeporteerd werden. Het Nederlands Beheers Instituut bracht ruim voor september 1946 de eigendommen van de in Nederland woonachtige Duitsers in kaart. Zo werd het huisraad van Duitsers middels huisbezoeken van het NBI bij Duitsers bijvoorbeeld al ruim voor hun deportatie tot in detail in kaart gebracht, evenals hun banktegoeden. Op het moment van deportatie wist het NBI dus al nauwkeurig wat er precies bij welke Duitser te onteigenen was.

  • Rijksduitsers zouden in omgekeerde volgorde het land uit zijn gezet.

Niet is onderzocht of dit daadwerkelijk is gebeurd. Ook Duitsers die zich al voorafgaande aan de Eerste Wereldoorlog in Nederland hadden gevestigd (als oorlogsvluchteling) en die in Nederland geboren en getogen waren werden gedeporteerd. Alhoewel de geallieerden niet wilden dat Duitsers zonder woning in Duitsland werden uitgezet, deporteerde de Nederlandse overheid Duitsers die al decennia in Nederland woonden of die hier geboren en getogen waren en niet over een woning in Duitsland beschikten. Hoeveel Duitse Joden zich onder hen bevonden en hoeveel Duitse Joden er na de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd zijn is volgens het CBS onbekend. Het is wrang om te beseffen dat, terwijl Otto Frank in 1947 nog op zoek was naar een geschikte uitgever voor het dagboek van Anne Frank, de Nederlandse overheid bezig was met het deporteren van een onbekend aantal Duitse Joden naar een kamp als Mariënbosch (en vervolgens tegen hun wil naar Duitsland).

  • Deportatie van Duitsers.

Met betrekking tot Operatie Black Tulip wordt in de summiere publiciteit hierover tot dusver niet zozeer gesproken in termen van deportatie, maar in termen van verdrijving of uitwijzing. Van deporteren is sprake bij het gedwongen wegvoeren van mensen naar een plaats die ze niet willen. Duitsers werden bestempeld als voor de staat en maatschappij gevaarlijke burgers en werden door de Nederlandse politie opgepakt en weggevoerd naar plaatsen die ze niet wilden. Ondanks hun expliciete protest werden zij toch gedeporteerd. Het onder dwang verplaatsen van personen door verdrijving of andere dwangmaatregelen uit het gebied waarin zij zich rechtmatig bevinden zonder dat daarvoor gronden bestaan die naar internationaal recht zijn toegelaten, is voor alle duidelijkheid een misdrijf tegen de menselijkheid. Operatie Black Tulip was de grootste door de Nederlandse overheid uitgevoerde etnische zuivering.

  • Naoorlogse ‘rechtspleging’.

Het woord ‘rechtspleging’ suggereert ten onrechte dat er ten tijde van Operatie Black Tulip sprake was van deugdelijke rechtspraak ten aanzien van Duitsers in Nederland. Dit was geenszins het geval. Duitsers werden op basis van valse beschuldigingen gedeporteerd. Rechtsbijstand ontvingen zij niet en er bestond voor hen daardoor geen mogelijkheid zich te verweren tegen allerhande valse beschuldigingen. Zo zouden Duitsers bijvoorbeeld massaal en veelvuldig met de hakenkruis vlag gevlagd hebben tijdens de oorlog, terwijl (visueel) bewijsmateriaal hiervoor lijkt te ontbreken. Aangezien dit vlaggen een belangrijk criterium voor deportatie was, is dit item (zonder enige vorm van bewijslast) veelvuldig terug te vinden in richting de Duitsers geuite beschuldigingen. Dossiers die door de rijksvreemdelingendienst in samenwerking met de politie en politie opsporingsdienst zouden zijn aangelegd worden aan familieleden niet ter inzage gegeven. Onder de gedeporteerden bevonden zich zieken en ouderen, die zelfs nog op hun sterfbed gedeporteerd en onteigend werden. Onteigening werd ook na overlijden voortgezet, tot in het jaar 1951. Dit omdat goederen en vermogens van ‘vijandelijke onderdanen’ volgens het Besluit Vijandelijk Vermogen de Nederlandse overheid toekwamen. Het aantal doden en vermisten ten gevolge van Operatie Black Tulip is volgens zeggen van de Nederlandse overheid niet geregistreerd. Ook aangezien in het kader van de naoorlogse ‘rechtspleging’ de doodstraf tijdelijk weer werd ingevoerd in Nederland is dit zeer zorgwekkend.

  • Duitsers werden onteigend ten behoeve van de wederopbouw van Nederland

Duitsers (waaronder Duits-joodse vluchtelingen) zouden direct na de Tweede Wereldoorlog onteigend zijn omdat de Nederlandse overheid hun eigendom dringend nodig zou hebben voor de wederopbouw. Na de bevrijding beschikte de Nederlandse overheid echter over een groot kapitaal dat gedurende de oorlog geroofd was van de in Nederland woonachtige joden. Na de bevrijding werd de Nederlandse overheid verzocht om teruggave van het geroofde eigendom aan de joodse eigenaren en aan hun nabestaanden. In diezelfde periode is de Nederlandse overheid gestart met het onteigenen en deporteren van Duitse inwoners van Nederland, grotendeels op dezelfde wijze als dat tijdens de oorlog met de joden was gebeurd. Het onteigende bezit van Duitsers kwam in het geval van overlijden ten tijde van Operatie Black Tulip niet toe aan hun nabestaanden, maar aan de Nederlandse overheid. Opmerkelijk is dat terugbetalingen aan de joden pas werden gedaan tegen het einde van Operatie Black Tulip. Men kan zich hierdoor afvragen of joodse eigenaren na de bevrijding hun eigen geroofde bezit ontvingen, of het geroofde bezit van Duitsers.


Handleiding voor het verrichten van onderzoek in het kader van Operatie Black Tulip.

Verschillende personen die onderzoek hebben verricht naar Operatie Black Tulip (in relatie tot hun familiegeschiedenis) hebben hun zoektocht naar de ware toedracht van gebeurtenissen tot dusver als tamelijk moeizaam ervaren. Voor de beginnende onderzoeker daarom hier een te ondernemen stappenplan:

  1. Bij het Centraal Bureau voor Genealogie vraagt u om de persoonskaart van uw overleden familielid.
  2. Indien uw familielid vermist is, zal het CBG u mogelijk mededelen dat de persoonskaart van uw familielid daar ontbreekt. In dat geval vraagt u de gemeente waarin uw familielid was ingeschreven om een kopie van diens persoonskaart en/of om de overlijdensakte van uw familielid. Gemeenten beschikken in ieder geval nog over de kopieën van de persoonskaarten.
  3. Mogelijk zal de gemeente u zeggen dat uw vermiste/overleden familielid u schriftelijk toestemming moet geven voor inzage in de kopie van diens persoonskaart. U kunt in reactie daarop de gemeente laten weten dat dit niet het geval is.
  4. Met de persoonskaart/overlijdensakte kunt u vervolgens bij het Nationaal Archief schriftelijk om inzage vragen in het CABR dossier van uw familielid. Tevens kunt u om inzage vragen in bijvoorbeeld de deportatielijst waarop uw familielid staat.
  5. De informatie die u aantreft in het CABR dossier wijkt mogelijk in belangrijke mate af van informatie die voorhanden is in plaatselijke archieven. Het is daarom raadzaam om informatie die u in het CABR aantreft te vergelijken met informatie die u aantreft in plaatselijke archieven.
  6. Bij het verrichten van onderzoek naar Operatie Black Tulip zult u stuiten op veel beperkingen van de openbaarheid. Een WOB verzoek kan eventueel uitkomst bieden, maar ook in reactie op een WOB verzoek wordt informatie achtergehouden, zo is gebleken.
  7. Indien u in reactie op uw WOB verzoek niet de door u gewenste informatie ontvangt kunt u overwegen hiertegen bezwaar en zo nodig vervolgens beroep in te stellen.
  8. Via www.dd-wast.de kunt u het oorlogsdossier opvragen van Duitsers uit Nederland die dienstplichtig waren tijdens de oorlog. Het duurt in uitzonderlijke gevallen een jaar voordat u nadere informatie ontvangt.
  9. Via het Duitse en Nederlandse Rode Kruis kunt u trachten uw ten gevolge van Operatie Black Tulip vermiste Duitse familieleden te laten opsporen.